Paragrafen

Paragraaf 3: Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risico's

 

Nr.

Onderwerp

DP

Structureel/ incidenteel 

1e signalering

Kans

Bedrag (bandbreedte)

1

Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelings- locaties (grondzaken/ grondexploitaties)

1.1 & 1.3

Incidenteel

2004

100%

58,9 - 62,4 miljoen euro

2

Parkeerbedrijf

1.2

Structureel

Al jaren

100%

2,8 - 3,1 miljoen euro

3

Verkeer- en vervoersprojecten

1.2

Incidenteel

2017

100%

Nul

4

Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV

1.3

Incidenteel

2017

100%

5,1 miljoen euro

5

Risico's bodemsanering

2.1

Structureel

2021

50%

1,7 miljoen euro

6

Tekort OV-Bureau Groningen Drenthe

1.2

Structureel

2021

50%

1,1 miljoen euro

7

Agiostorting BV Suikerzijde

1.3

Incidenteel

2023

25%

15 miljoen euro

8

Extra beheerkosten Biotoop, Haren

1.1

Incidenteel

2023

100%

1,25 miljoen euro

9

Omgevingswet

Div.

Incidenteel

2022

25%

0 - 0,8 miljoen euro

10

Klimaatrisico

2.1

Structureel

2023

75%

1,1 miljoen euro

11

Netcongestie

Div.

PM

2023

PM

PM

12

Zonnepark Meerstad-Noord

1.3

Incidenteel

2024

100%

3 miljoen

13

Sociaal domein

3.3

Structureel

2014

100%

10,8 - 17,0 miljoen euro

14

Exploitatie Groninger Forum

3.5

Structureel

2014

PM

PM

15

Huisvesting LVV doelgroep

3.3

Incidenteel

2020

25%

0 - PM

16

Verzelfstandiging Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren

3.5

Incidenteel

2022

50%

50 duizend euro

17

Financiering uitvoering wet BUIG

3.1

Structureel

2014

25%

600 duizend euro

18

Energieprijsstijging

1.3

Structureel

2023

50%

0 - 1,5 miljoen euro

19

Opgaven Vastgoedbedrijf

Div.

Structureel

2023

PM

PM

20

Fiscale risico's

Alle

Structureel

Diverse

PM

PM

21

Gemeentefonds

4.3

Structureel

1995

0%

+/-38,3 miljoen euro

22

Verstrekte leningen en garanties

Div.

Incidenteel

2006

100%

1,9 - 2,2 miljoen euro

23

Renterisico

4.3

Structureel

Doorlopend

50%

1,8 - 3,5 miljoen euro

24

Verzekeringen

4.3

Structureel

2021

PM

PM

25

Gemeentefonds: ontoereikende middelen vanaf 2026

4.3

Structureel

2023

50%

9 miljoen vanaf 2028

26

Bezwaarschriften

2.1

Incidenteel

2018

PM

PM

27

Vervanging rioolpersleiding Aanpak Ring Zuid (ARZ)

2.1

 

2022

PM

PM

28

Dotatie en vrijval voorziening APPA wethouderspensioen 

4.2

Incidenteel

2023

50%

2 miljoen euro

28a

APPA wachtgelden

4.2

Structureel

2023

20%

2 miljoen euro

29

Verplichtingen uit de spaarverlof voorziening

4.4

Incidenteel

2022

PM

PM

30

Bedrijfsrisico directies SPOT, Sport050 en zakelijke dienstverlening Stadsbeheer

2.1 & 3.4

Structureel

 

25%

3,3 miljoen euro

31

Niet halen bezuinigingen

Div.

Incidenteel

2014

100%

1 - 4,2 miljoen euro

31a

Niet halen bezuinigingen

Div.

Structureel

2014

100%

0 - 0,75 miljoen euro

32

Prijsstijgingen

Alle

Structureel

2022

PM

PM

 

 

 

Nr.

Toelichting

1

Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties (grondzaken/ grondexploitaties)

 

Om de risico's die voortvloeien uit de grondexploitaties in uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties te kwantificeren wordt de risicoboxenmethode gehanteerd. Het risico op een plantekort kan voortvloeien uit vertraging in het uitgiftetempo van gronden, uitgifte van gronden tegen lagere grondprijzen dan in de exploitatiebegroting is voorzien, aanbesteding van civieltechnische werken, vertraging in het tempo van realisering, etc. De inschatting is dat het benodigde weerstandsvermogen zich in de jaren 2025-2028 vrij stabiel beweegt in een bandbreedte tussen de 58,9 en 62,4 miljoen euro. Zie voor meer informatie de paragraaf Grondbeleid.

2

Parkeerbedrijf

 

Voor het bepalen van het risico van het parkeerbedrijf wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor de onderdelen: rente, opbrengsten en kosten, bezettingsgraad parkeergarages en straatparkeren. Het totale risico is in 2025 bepaald op 2,8 miljoen euro, een afname van 1,1 mln ten opzichte van de begroting 2024. Dit wordt vooral verklaard door een bijstelling van de risico-inschatting en de kans van optreden, dit naar aanleiding van de toename van de omzet in de afgelopen jaren bij parkeergarages en straatparkeren.

3

Verkeer- en vervoersprojecten

 

Risico's bij verkeer- en vervoersprojecten hebben voornamelijk betrekking op de hoogte van de investeringskosten. Vooraf worden deze risico's zover mogelijk teruggebracht en beheerst door voor de start van uitvoering zoveel mogelijk uitgewerkte ontwerpen en kostenramingen beschikbaar te hebben. Bij de grote verkeersprojecten (= investering meer dan 5 miljoen euro) bepalen we het risico op 10% van de investeringskosten. Daarbij beoordelen we de mogelijkheid om bij te sturen in het project (beheersmaatregelen). Op projectniveau kunnen dat bijvoorbeeld zijn: het werken met een plafondprijs in de aanbesteding, het rekening houden met een percentage onvoorzien in de kostenraming of het in beeld brengen van besparingsmogelijkheden. Risico's die niet binnen de beschikbare middelen van het project kunnen worden opgelost, worden meegenomen in het benodigde weerstandsvermogen voor verkeersprojecten. Voor de lopende projecten verkeer en vervoer is de omvang van het risico nihil. 

4

Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV

 

WarmteStad heeft op dit moment 2 typen activiteiten:
· Het ontwikkelen en exploiteren van het warmtenet Noordwest;
· Het ontwikkelen en exploiteren van collectieve Warmte en Koude-opslagsystemen (WKO’s).
Via WarmteStad investeert de gemeente in warmteprojecten gericht op een CO2 neutrale stad in 2035. De gemeente doet dit door het verstrekken van eigen vermogen en door het verstrekken van leningen. Op de gemeentelijke balans per 1 januari 2025 gaat het naar verwachting om een boekwaarde van 25,0 miljoen euro aan verstrekt eigen vermogen en 19,5 miljoen euro aan verstrekte leningen (op basis van de toegestane kredietlimieten). Voor de business case WKO’s houden we rekening met een benodigd weerstandsvermogen van 8% van het totale bedrag (19,6 miljoen euro) dat ten behoeve van de WKO’s aan eigen vermogen en leningen is verstrekt. In verband met het hogere risico gaan we voor de business case warmtenet Noordwest uit van een benodigd weerstandsvermogen van 14% van het totale bedrag (24,9 miljoen euro). In totaal resulteert dit in een benodigd weerstandsvermogen van 5,1 miljoen euro.

5

Risico's bodemsanering

 

Risico bodem 1: spoedlocaties. Een aantal spoedlocaties waarvan de bodemsanering nog niet is afgerond, is in eigendom van derden. Wanneer een derde de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een sanering niet kan nakomen, is de gemeente als bevoegd gezag verplicht om deze tot een goed einde te brengen (risico 1a).

Daarnaast kan sprake zijn van een “toevalsvondst”: een voorheen nog niet bekende bodemverontreiniging die onacceptabele gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en direct ingrijpen noodzakelijk maakt. Als de eigenaar van een locatie waar een dergelijke verontreiniging wordt aangetroffen geen maatregelen treft, moet de gemeente ingrijpen en kan zij naderhand de kosten verhalen (risico 1b).

Risico inschatting: voor de risico’s 1a en 1b gaan we uit van een structureel risico van € 900.000,- met een kans van 50%.

 

Risico bodem 2: aanvullend onderzoek en tijdelijke maatregelen. Situaties die zich kunnen voordoen met risico’s voor de gemeente zijn bijvoorbeeld saneringen als gevolg van drugsafvaldumpingen of het wegnemen van onrust over de bodemkwaliteit bij omwonenden van een verontreinigde locatie. Hiervoor moeten middelen beschikbaar zijn voor onderzoek en eventuele saneringsmaatregelen. Risico inschatting: voor risico bodem 2 gaan we uit van een structureel risico van € 500.000,- met een kans van 50%.

 

Risico bodem 3: ontwikkelingen bodem. Er komen nieuwe ontwikkelingen voor bodem en grondwater op ons af, onder meer door de opkomst van Zeer Zorgwekkende Stoffen als PFAS en lood. Voor deze nieuwe opgaven is rijksgeld beschikbaar in de vorm van specifieke uitkeringen (SPUK). Iedere 2 jaar kunnen daarvoor aanvragen worden ingediend. Gezien het beperkte budget dat voor de SPUK regeling beschikbaar is, kunnen we onze volledige opgaven hier mogelijk niet uit financieren. Risico inschatting: voor risico bodem 3 nemen we voor 2025 en verder een structureel risico op van € 250.000,- met een kans van 50%.

6

Tekort OV-Bureau Groningen Drenthe

 

De gemeente Groningen is voor 21% risicodragend binnen het OV-bureau Groningen Drenthe (zie ook de paragraaf Verbonden Partijen). Vanwege teruggelopen reizigersaantallen, stijgende brandstofprijzen en andere kostenstijgingen is het al een aantal jaren lastig om de meerjarenbegroting van het OV-bureau sluitend te krijgen. In de Begroting 2025 van het OV-bureau zijn voor de jaren 2025 en 2026 tekorten voorzien. Voor 2027 en 2028 wordt een positief begrotingssaldo verwacht. Het OV-bureau stelt voor om in 2025 en 2026 als incidentele dekking de eigen reserves in te zetten. Een toekomstige tegenvaller bij het OV-bureau moet daarmee dan mogelijk door de deelnemers gedragen worden. Om dit te voorkomen, wordt momenteel met de provincies Groningen en Drenthe gewerkt aan afspraken om het risico op tekorten te minimaliseren. Vanuit de afspraak dat de gemeente Groningen voor 21% bijdraagt in de gerealiseerde exploitatietekorten van het OV-bureau is vanaf 2024 een structureel risico opgenomen. Het risico is bepaald aan de hand van de risico-inventarisatie van het OV-bureau, deze komt uit op een benodigd weerstandsvermogen van 5,25 miljoen euro. Het risicobedrag komt hiermee uit op 1,1 miljoen euro.

7

Agiostorting BV Suikerzijde

 

We hanteren het uitgangspunt dat als we een gebiedsontwikkeling vormgeven in een aparte entiteit (lees BV) de BV zelf in staat moet zijn om de eigen risico’s binnen de grondexploitatie hetzij de beschikbare middelen voor de betreffende gebiedsontwikkeling op te vangen. Zelf binnen de eigen grondexploitatie opvangen betekent dat de BV over voldoende buffers moet beschikken. Deze buffers kunnen bestaan uit eigen vermogen, een verwacht batig saldo van de grondexploitatie (contante waarde van de verwachte winst op eindwaarde) of aanwijsbare buffers in ramingen. De beschikbare middelen voor de gebiedsontwikkelingen zijn de middelen die binnen het SIF zijn gereserveerd of bestemmingsreserves voor de betreffende gebiedsontwikkeling. Door de gebiedsontwikkeling in een BV te beleggen verlegt de gemeente een groot deel van de risico’s naar deze aparte entiteit. Op het moment dat de gemeente hetzij eigen, hetzij vreemd vermogen verstrekt aan de BV, loopt de gemeente het risico dat de verstrekte middelen niet terugbetaald kunnen worden. Voor de afdekking van dit risico moet de gemeente inschatten in welke mate er een risicoreservering in het gemeentelijk weerstandsvermogen noodzakelijk is. De gevraagde kapitaalstorting in de BV Suikerzijde bedraagt 15 miljoen euro. Het Project Suikerzijde kent een omvang van circa 500 miljoen euro. De looptijd is 25 jaar. Voor bepaling van de benodigde buffer rekenen we met een kans van 25% op niet terugbetaling. Dit betekent dan een benodigde risicobuffer van 25% x 15 miljoen euro = 3,75 miljoen euro. We gaan de incidentele vrijval van de structureel beschikbare middelen voor Suikerzijde toevoegen aan een aparte reserve Suikerzijde. Deze reserve tellen we mee met het beschikbaar weerstandsvermogen.

8

Extra beheerkosten Biotoop, Haren

 

Voor het onderhouden van de Biotoop is een beperkt onderhoudsbudget beschikbaar. Gezien de verouderde staat brengt dit het risico met zich mee dat gedurende de voorgestelde gebruiksperiode problemen optreden waardoor grotere investeringen noodzakelijk zijn. In het risicobedrag van 1,25 miljoen euro is de kans van optreden al verwerkt daarom voor 100% opgenomen.

9

Omgevingswet

 

De Omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden. Het is een wettelijke verplichting deze wet in te voeren. Voor de gemeente Groningen dienen er onder andere één omgevingsvisie, en één omgevingsplan te komen, waarin alle regels uit alle bestemmingsplannen, de bruidsschat van het Rijk en vele gemeentelijke verordeningen verwerkt dienen te worden. Daarnaast wordt de reikwijdte van de omgevingsvergunning verbreedt; meer onderwerpen zullen onder de noemer omgevingsvergunning komen te vallen. Op 1 januari 2024 houden de ontwikkelingen niet op. Er zal nog een aantal jaren (uiterlijk tot 2032) aan een gemeentedekkend omgevingsplan gewerkt worden. Daarnaast zal de ondersteunende software voor met name het omgevingsplan en de toepasbare regels verder ontwikkeld worden. De afgelopen maanden is gebleken dat hier nog meer werk en geld in gaat zitten dan gedacht. Mede door landelijke ontwikkelingen aan het digitaal stelsel.
Daarnaast zijn in het regeerakkoord financiële middelen toegezegd voor de implementatie van de Omgevingswet voor gemeenten en andere bevoegd gezagen voor de periode 2023 t/m 2025. Voor 2025 is de toezegging nog niet definitief verwerkt in afspraken. Voor Groningen is het toegezegde bedrag niet direct geoormerkt aan de implementatie van de Omgevingswet binnen de gemeente. Voor 2025 gaat het om circa 800 duizend euro.

10

Gevolgen extreem weer (klimaatrisico)

 

Door het veranderende klimaat gaan we in toenemende mate last krijgen van extreem weer. Extreme hitte, langdurige droogte, clusterbuien, storm en onweer hebben effect op onze infrastructuren, gebouwen en groenvoorzieningen. Door droogte kan de bodem inklinken of scheuren. Het gaat dan bijvoorbeeld om schade door storm, extra uitval van groen door droogte, ziektes en plagen. De kosten van een (zee)dijk-doorbraak, en ontwrichting van een kunstwerk door hittestress zijn dermate hoog en het risico vrij klein (1-5%) dat deze niet zijn opgenomen in het risicobedrag van 1,1 miljoen euro.

11

Netcongestie

 

Netcongestie is een snelgroeiend probleem dat ons elektriciteitsnet onvoldoende ruimte heeft om alle ontwikkelingen te faciliteren. De wachtrij voor nieuwe en/of grotere grootverbruikersaansluitingen groeit snel. De verwachting is dat in 2026 ook de eerste kleinverbruikers (MKB, inwoners) geen ruimte meer krijgen op het elektriciteitsnet. Tot 2030 zal dit probleem groeien. Daarna is uitbreiding van de capaciteit voldoende om enige jaren weer vooruit te kunnen. Dit heeft tot gevolg dat wij onze aanvankelijk ambities voor woningbouw, economie en de energietransitie niet meer waar kunnen maken. De financiële gevolgen van netcongestie en de daardoor opgelopen vertraging worden in de betreffende projecten/programma’s opgenomen.
Groningen Stroomt Door (GSD) is een samenwerkingsproject van bedrijvenverenigingen, Enexis Netbeheer, EnTranCe en de gemeente Groningen. Door de activiteiten van GSD kan mogelijk extra ruimte op het elektriciteitsnet worden vrijgespeeld door het bestaande net slimmer te gebruiken. Bijvoorbeeld door elektriciteit onderling te verdelen, vraag- en aanbod op elkaar af te stemmen of de inzet van een batterij. De eerste projecten bevinden zich momenteel in de pilot fase.

12

Zonnepark Meerstad-Noord

 

De gemeente ontwikkelt een zonnepark in Meerstad-Noord. Hiervoor heeft de gemeente een BV opgericht waarin 3 miljoen agio wordt gestort. De gemeente loopt het risico dat het aan het einde van de looptijd van het park de agiostorting van 3 miljoen euro niet terug ontvangt. 

13

Sociaal domein

 

De budgetten zorgkosten voor jeugd en WMO  staan onder druk. Met ingang van 2022 heeft het Rijk de budgetten voor jeugdhulp aangevuld. Deze aanvulling wordt de komende jaren grotendeels afgebouwd in verband met maatregelen die opgenomen zijn in de Hervormingsagenda Jeugd. In de Hervormingsagenda is een besparing opgenomen oplopend tot 15,5 miljoen euro. Een deel van de beoogde besparingen uit de Hervormingsagenda verwachten we niet te kunnen realiseren. Dit nadeel is verwerkt in de meerjarenbegroting. De resterende taakstelling (oplopend tot 9,8 miljoen euro tot 2027) is als risico opgenomen.

Daarnaast is er een aantal specifieke risico's die betrekking hebben op (transformatie) maatregelen die moeten leiden tot een besparing op de zorgkosten door een verschuiving van dure naar goedkopere zorg. Of en in welke mate deze maatregelen het beoogde transformatie-effect opleveren wordt gemonitord en waar nodig bijgestuurd.

In het risico sociaal domein houden we ook rekening met een volume risico op zorggebruik (zorggebruik groeit harder dan verwacht). Er is sprake van een volume risico op zorggebruik WMO/jeugd omdat onzeker is hoeveel mensen zorg nodig hebben. We bepalen de omvang van het risico op basis van een aantal groeiscenario’s. Het volume risico bedraagt 8,4 miljoen euro.

Tot slot houden we rekening met een risico dat invoering van het nieuwe verdeelmodel bij de integratie uitkering voor beschermd wonen (die we ontvangen van het Rijk) tot een nadeel voor Groningen kan leiden. Er spelen op het gebied van jeugdhulp ook een aantal landelijke en (boven) regionale ontwikkelingen waarvan de financiële gevolgen nog niet zijn aan te geven. Het gaat hierbij o.a. om afbouw jeugdhulp, nieuwe inkoop hoog specialistische hulp, Basis Jeugdhulp en Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.

 

Wij hebben de laatste jaren maatregelen genomen om te zorgen dat de zorgkosten beter in control komen. Hierbij hebben we nadrukkelijk een koppeling gelegd tussen beleid, inkoop, uitvoering en geld. Ter beheersing van deze problematiek streven wij er naar om door transformatie minder in te hoeven zetten op zwaardere zorg door te investeren in preventie aan de voorkant, de ontwikkeling van (basis) voorzieningen dichtbij, door burgerkracht en door stimuleren van zelf- en samenredzaamheid. Deze op transformatie gerichte beweging is onder meer in gang gezet door een gerichte opdrachtverlening aan Stichting WIJ Groningen, door het in werking stellen van het Gebieds Ondersteunend Netwerk (GON) en een verdere decentralisering van Beschermd Wonen. Andere ingezette ontwikkelingen zijn andere de aanpak voor multi probleemgezinnen waar sprake is van stapeling van door gemeente verstrekte voorzieningen, invoering Basis Jeugdhulp en voorbereidingen voor nieuwe inkoop hoog specialistischer hulp. In al deze verbeterslagen lopen inhoudelijke ambities en financiële doelstellingen samen op. De laatste jaren is geïnvesteerd in extra capaciteit om ontwikkelingen in kaart te brengen, te volgen en concreet om te zetten in zinvolle interventies en maatregelen samen met partners zoals bijvoorbeeld zorgpartijen, de zorgverzekeraar en de RIGG. Dit geldt ook voor informatievoorziening. Dit alles met als doel beter in control te komen op het sociaal domein. Waar de komende jaren nieuwe aanbestedingen plaatsvinden, kijken we naar de mogelijkheden voor verdere beheersing van de kosten.

Het totale risico is in 2025 bepaald op 10,8 miljoen euro. Tot en met 2027 loopt dit op tot 17,0 miljoen euro.

14

Exploitatie Groninger Forum

 

Voor de exploitatietekorten en aanloopkosten in de eerste 5 jaar van het Forum (2020-2024) was een bedrag van 3,3 miljoen euro beschikbaar. Dit bedrag was opgebouwd uit 2,3 miljoen euro uit de ABR en 1 miljoen euro uit de GREX Oostwand. In de periode 2020 tot en met 2023 is er in totaal 841 duizend euro onttrokken ter dekking van het exploitatie tekort. Bij vaststelling van de GREX Oostwand (2022) is vastgesteld dat de bijdrage van 1 miljoen euro vanuit de GREX niet nodig bleek. Vanwege externe factoren zoals corona, de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis waren de afgelopen jaren geen representatieve jaren voor de exploitatie van het Forum. We zijn met Forum in gesprek om te bepalen of het wenselijk is om de termijn van de inzet van de reserve te verlengen om goed zicht te krijgen op een reguliere exploitatie. Onzekerheden hierin zijn o.a. de zorgplicht van bibliotheken en de financiering hiervan en de accresontwikkeling. Mocht het verlengen van de aanloopreserve noodzakelijk zijn dan zal hierover een voorstel aan de gemeenteraad voorgelegd worden. De verwachting is dat de eventuele kosten hiervan binnen de bestaande reserve gedekt kunnen worden. Op basis van de eerste kwartaalrapportage 2024 prognosticeerd het Forum een negatief resultaat van 265 duizend euro. Wanneer dit resultaat gerealiseerd en gecompenseerd wordt vanuit de aanloopreserve resteert er begin 2025 een aanloopreserve van 1.194.000 euro.

15

Huisvesting LVV doelgroep

 

In de toegekende en uitgekeerde SPUK gelden voor 2024 zijn ook middelen opgenomen ter afwikkeling van de LVV. Wij verwachten met de nu toegezegde middelen ruimschoots toe te kunnen in 2025; mogelijk zelfs een deel van 2026. Het college heeft opdracht gegeven tot het uitwerken van diverse scenario’s waarbij er voor een kleine groep LVV-ers opvang geboden blijft worden en het pand daarnaast ingezet wordt voor andere doelgroepen.

16

Verzelfstandiging Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren

 

Het Centrum voor Kunst en Cultuur (CKC) Haren is medio 2023 verzelfstandigd. Bij het besluit tot verzelfstandiging is het uitgangspunt geformuleerd dat de basisfinanciering voor de huidige en de volgende cultuurnotaperiode (2025 t/m 2028) is gegarandeerd. Voor de frictiekosten behorende bij de verzelfstandiging zijn bij de begroting 2023 middelen beschikbaar gesteld. Er bestaat een risico dat hier bovenop sprake is van onvoorziene exploitatietekorten en/of aanvullende aanloopkosten. Voor de eerste vier jaar (2023-2026) is hiervoor een risico van jaarlijks 50 duizend euro opgenomen. Na de periode van 4 jaar verwachten we dat het CKC goed zicht heeft op de structurele exploitatie met voldoende mogelijkheden om zelf (bij) te kunnen sturen. In 2023 heeft het CKC geen exploitatietekort gerapporteerd. Doordat 2024 voor CKC het eerste volledige jaar van verzelfstandiging is zijn de risicobedragen en kans inschattingen niet aangepast. Door middel van voortgangsgesprekken en rapportages wordt de realisatie van de exploitatie gevolgd. 

17

Financiering uitvoering wet BUIG

 

In het meerjarenbeeld BUIG gaan we ervan uit dat het Rijk een toereikend macrobudget beschikbaar stelt. Het aandeel van Groningen hierin wordt bepaald met een verdeelmodel. Het risico op fluctuaties in dit budgetaandeel is niet in te schatten. Aan de uitgavenkant is het aandeel in de landelijke uitgaven bepalend voor het resultaat op de BUIG. We verwachten dat het werk en ontwikkelprogramma in 2025 een positief effect heeft op onze uitgaven. Voor 2025 verwachten we van de reguliere dienstverlening geen aanvulllende besparing op de bijstandsuitgaven. Dit betekent niet dat reguliere dienstverlening geen effect heeft maar dit effect is nodig om de meerjarenraming te realiseren. We hebben als risico geïdentificeerd dat het effect van het w&o programma niet optreedt waardoor uitgaven niet worden verlaagd. Als dit risico zich voordoet, verslechtert het meerjarenbeeld vanaf 2025 met 0,6 miljoen euro structureel. Dit risico kan worden beperkt door goede sturing op uitvoering van het programma en op de reguliere dienstverlening.

18

Energieprijsstijging

 

De risico’s binnen de huidige contracten zijn beperkt, we verwachten 2025 budgetneutraal op te kunnen vangen binnen de huidige begroting. Voor 2026 moet het gas contract verlengd worden en in 2027 ook het elektra contract, wat nieuwe prijsvorming met zich mee brengt. De kans is aannemelijk dat de leverancier dan prijsrisico’s in de markt naar de gemeente verlegd (bv als gevolg van geopolitieke spanningen of netcongestie). Dit risico openbaart zich via hogere opslagpercentages van de leverancier, verplichte (deels) dynamische contracten, terugleververgoeding bij PV-Panelen, het afschaffen van de salderingsregeling, toenemende kosten van Groen Gas en hogere netwerkkosten als gevolg van netcongestie. Energieadviseur Hellemans schat de potentiële meerkosten c.q. het risico daarop voor leveringsjaar 2026 in op circa plus 10% t.o.v. de huidige energiekosten. Vanaf 2027 wordt dit ingeschat op plus 15%. Gelet op het grote aantal variabelen en de volatiliteit van de energiemarkt betreft dit nadrukkelijk aannames.

19

Opgaven Vastgoedbedrijf

 

Het maatschappelijk vastgoed van de gemeente Groningen heeft een gemiddelde leeftijd van meer dan 40 jaren. De leeftijd van de vastgoedvoorraad brengt voor de toekomst forse vernieuwing- verduurzaming- en moderniseringsopgaven met zich mee. Dit vraagt heldere koersbepaling op programmaniveau. Van een aantal programma’s is de koers al bepaald, dan wel wordt dit voorbereid. Het Scholenprogramma Gro Up is hiervan een voorbeeld en het Integraal Accommodatieplan Bewegingsonderwijs en Binnensport. Andere plannen waaraan gewerkt wordt zijn bijvoorbeeld het Accommodatieplan Welzijn (DMO), een Strategische huisvestingsvisie voor het Kernvastgoed (SSC/FSH) en een huisvestingsvisie voor de Wijkposten van Stadsbeheer. De projectmatige uitvoering van nieuw- en verbouw is belegd bij het Vastgoedbedrijf.

De genoemde vernieuwing- en moderniseringsopgaven zijn gelet op de gebouwleeftijd, de dynamiek van de achterliggende (beleids-)programma’s en veranderende gebruikers(wensen) noodzakelijk en leiden tot forse financiële opgaven voor de toekomst. Voor vernieuwing en modernisering wordt niet structureel gespaard binnen de gemeente. De gereserveerde middelen voor beheer en onderhoud zijn gericht op instandhouding en beheer en onderhoud ‘as is’, uitgaande van het meest kosten efficiënte onderhoudsniveau (NEN niveau 3). De leeftijd van de vastgoedportefeuille levert spanning op in relatie tot hedendaagse eisen qua functionaliteit en bedrijfsvoering. Daarnaast leidt de leeftijd van de panden tot kwetsbaarheid in relatie tot veranderende regelgeving. De eisen ten aanzien van bijvoorbeeld verduurzaming, binnenklimaat, toegankelijkheid en ARBO zullen blijvend veranderen (en toenemen), waardoor investeringen in de gemeentelijke gebouwen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de label C verplichting voor kantoren en de verplichte EML maatregelen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De verduurzamingsambities- en normstellingen werken als katalysator voor de al forse opgave voortvloeiend uit de leeftijd van de gebouwen (levenscyclus vastgoed). Waar in het verleden een gebouw upgrade of modernisering nog strikt vanuit levensduurverlenging, functionaliteit of techniek kon worden benaderd, leidt de combinatie met de verduurzamingsopgave veelal tot een volledige nieuwbouw of renovatieopgave.

 

Gezien de omvang van de opgave in relatie tot de beschikbare middelen en capaciteit zal het naar verwachting een lange periode vergen om de panden te upgraden. Intussen kan het noodzakelijk worden om (gedeeltelijk) te vernieuwen c.q. te upgraden vanwege gewijzigde gebruikerseisen en of wettelijke eisen. Voor de hieruit voortvloeiende kosten is geen dekking. Om grote wisseling in het resultaat en claims in de vrije ruimte van de begroting te vermijden kan een vastgoedfonds hierbij helpen. Een vastgoedfonds kan een match bewerkstelligen en bijdragen in dynamische sturing op onvermijdelijke investeringsopgaven in het gemeentelijk maatschappelijk vastgoed. Potentiële voedingsbronnnen van een Vastgoedfonds kunnen onder meer subsidies, vrijval structurele lasten, jaarresultaten, etc. zijn.

20

Fiscale risico's

 

1. Boekenonderzoek. Het boekenonderzoek over de jaren 2015-2018 is afgerond en leidt niet tot een extra last of risico in de jaren 2025 een verder.
2. Vennootschapsbelasting op reclameopbrengsten. De Belastingdienst is van mening dat de opbrengst uit reclamedragend straatmeubilair een onderneming vormt. Gemeenten zijn van mening dat er sprake is van normaal vermogensbeheer. Over deze discussie lopen verschillende procedures en liggen nu bij de Hoge Raad. De uitkomst hiervan is nog onzeker.
3. Vennootschapsbelasting op parkeergarages. De parkeergarages vormen in 2025 en verder een onderneming waarover vennootschapsbelasting verschuldigd is. Hierover zijn recentelijk afspraken gemaakt met de Belastingdienst. De belastingplicht is opgenomen als onderdeel van de lasten van het parkeerbedrijf waardoor het risico vervalt. 

21

Gemeentefonds

 

De hoogte van de algemene uitkering wordt bepaald door de omvang en verdeling van het gemeentefonds. De huidige raming van de hoogte van de algemene uitkering is gebaseerd op de meicirculaire 2024. De omvang van het gemeentefonds bedraagt in 2024 ruim 43 miljard euro. De omvang van het BTW compensatiefonds (BCF) is aan een plafond gekoppeld. Overschotten of tekorten op het fonds worden verrekend met het gemeentefonds. In onze begroting wordt meerjarig een verwachte bate opgenomen voor de mogelijke ruimte onder het BCF.
We hanteren het uitgangspunt dat specifieke kortingen (en uitzettingen) vanuit het rijk één op één met de sector worden verrekend. Voor het overige hanteren we een maximale omvang van het risico van 5% van de geschatte uitkering uit het gemeentefonds. Het risico bedraagt maximaal 38,3 miljoen euro (naar boven of naar beneden).
We gaan er vanuit dat de kans op een voordeel even groot is als de kans op een nadeel, hierdoor reserveren we hiervoor geen specifieke weerstandscapaciteit. Forse afwijkingen worden zoveel mogelijk voorkomen en verkleind door het realistisch en stabiel ramen van de uitkeringen.

22

Verstrekte leningen en garanties

 

Het verstrekken van een lening of het afgeven van een garantie leidt voor de gemeente tot een risico dat de schuldenaar niet aan de verplichtingen kan voldoen. Per geval wordt het risico beoordeeld en gewaardeerd. De belangrijkste posten zijn de leningen verstrekt aan Euroborg, Enexis, Ebbingehof, de garanties op de verkochte personeelshypothekenportefeuile van de voormalige gemeente Haren en op door Stichting Biblionet aangetrokken leningen. De risico’s van de aan Warmtestad en Meerstad verstrekte leningen zijn meegenomen in respectievelijk het risico Gemeentelijk aandeel risicoproject Warmtestad BV en het risico Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties (grondzaken/ grondexploitaties). Het risicobedrag 2025 is bepaald op 2,2 miljoen euro. Tot en met 2028 loopt dit af tot 1,9 miljoen euro.

23

Renterisico

 

Het risico is dat de rentepercentages in werkelijkheid hoger liggen dan waar in de begroting rekening mee is gehouden en dat de rentelasten daardoor tegenvallen ten opzichte van de begroting. Wij houden onze rentevisie voortdurend actueel en anticiperen voorzover mogelijk op de verwachte rente-ontwikkelingen om tegenvallers zoveel mogelijk te voorkomen. In de begroting 2025 zijn we voor de jaren 2025 en verder uitgegaan van een rente op nieuwe leningen van 2,5 %. Daarnaast houden wij rekening met een scenario waarbij de rente op nieuwe leningen vanaf 2025, 1 % hoger ligt, dus op 3,5 %. Aan de hand van dat scenario hebben we de bedragen van het renterisico vanaf 2025 berekend.
Voor zover de hogere rente kan worden toegerekend aan activiteiten waarvoor een heffing in rekening gebracht wordt, kan de extra stijging (met vertraging) worden doorbelast.
Het risicobedrag 2025 is bepaald op 1,9 miljoen euro. Tot en met 2028 loopt dit op tot 4,2 miljoen euro.

24

Verzekeringen

 

Binnen de Gemeente Groningen zijn er een aantal risico's welke niet afgedekt zijn door verzekeringen. De kans op het zich voordoen van deze risico's is dermate klein maar de impact ervan kan groot zijn. De risico's welke hieronder vallen zijn fraude/berovingsrisico, milieuschade, cybercrime, computer en motorrijtuigen (Casco deel). Door het nemen van interne beheersingsmaatregelen worden de risico’s beperkt.
Verzekerbaarheid van risico’s staat onder druk. De verzekeringsmarkt is erg volatiel en dit zien we voor zowel de brandverzekering als voor de verzekering van het wagenpark. Premies fluctueren en verzekeringsvoorwaarden worden aangescherpt. Oorzaken:
-Wisselend aantal aanbieders, verzekeraars trekken zich terug of fuseren of proberen juist weer marktaandeel te kopen;
-Solvency II eisen waaraan verzekeraars moeten voldoen;
-Verduurzamingsopgave vastgoed i.r.t. bestaande bouwconstructies.

25

Gemeentefonds: ontoereikende middelen vanaf 2026

 

In het regeerakkoord Rutte IV is een korting van ruim 3 miljard euro vanaf 2026 doorgevoerd op het gemeentefonds. Dit tekort ontstaat doordat het rijk vanaf 2026 afstapt van de gebruikelijke systematiek van trap-op-trap-af en doordat de (oploop van de) opschalingskorting vanaf 2026 weer volledig op de algemene uitkering in mindering wordt gebracht. In de voorjaarsnota 2024 van het rijk wordt de verdere oploop van de opschalingskorting alsnog geschrapt. De korting van 675 miljoen euro vindt daarmee niet langer plaats vanaf 2026. Als tegenprestatie verlaagt het rijk het accres in 2025 eenmalig met 675 miljoen euro. De resterende korting op het gemeentefonds bedraagt daarmee vanaf 2026 nog 2,3 miljard euro. Dit betekent voor Groningen een korting van ruim 33 miljoen euro. In 2026 en 2027 zijn we in staat dit tekort met een aantal maatregelen op te vangen. Ons financieel perspectief laat vanaf 2028 een oplopend tekort zien. Het risico is dat het Rijk niet met een oplossing komt voor de korting door extra middelen beschikbaar te stellen of taken en middelen in balans te brengen. Het verwachte tekort als gevolg van de korting in het gemeentefonds nemen we daarom vanaf 2028 op als structureel risico met een kans van 50%.

26

Bezwaarschriften

 

Woningcorporatie Wierden en Borgen voert een bezwaarprocedure tegen de aanslag rioolheffing 2015 en volgende jaren van de voormalige gemeenten Ten Boer en Groningen en tegen de aanslagen rioolheffing 2020 en 2021 van de gemeente Groningen. Het bezwaar richt zich op de kostenonderbouwing van de rioolheffing 2015 en volgende jaren. We hebben alle gevraagde informatie verzameld en verstrekt. We wachten de volgende stappen af. Een inschatting van de omvang van het risico is niet te maken. Het risico staat daarom op p.m.  

27

Vervanging rioolpersleiding Aanpak Ring Zuid (ARZ)

 

Langs het gehele traject van de ARZ ligt een belangrijke rioolpersleiding. Ten behoeve van de ARZ is deze rioolpersleiding grotendeels verlegd. Een gedeelte van deze persleiding (kruising onder A28) is niet verlegd. Tijdens de werkzaamheden in het kader van ARZ is al een aantal keer de rioolpersleiding beschadigd, waardoor er herstelwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Als een schade ontstaat aan de rioolpersleiding onder de kruising van de A28 dan zal reparatie daarvan leiden tot langdurige stremmingen. We bereiden ons, in overleg met waterschap Noorderzijlvest, voor op een mogelijke vervanging van de persleiding. Een inschatting van het risicobedrag is op dit moment nog niet te geven.

28

Dotatie en vrijval voorziening APPA wethouderspensioen 

 

Jaarlijks wordt aan het eind van het jaar met hulp van externe dienstverleners op het gebied van pensioenverzekeringen bepaald wat de benodigde pensioenvoorziening voor (oud-) wethouders moet zijn. Het verschil tussen het benodigde en opgebouwde tegoed wordt uit de exploitatie aangezuiverd. Hiervoor is 300 dzd euro opgenomen in de begroting. Pas aan het eind van het jaar is te bepalen of dit wel of niet voldoende is. Het risico kan, als gevolg van de rente ontwikkelingen en wijzigingen in het deelnemersbestand zowel positief als negatief zijn. Bij een hogere rentestand is normaliter sprake van vrijval, bij een lagere rentestand moet er normaal gesproken worden gedoteerd. Het risicobedrag is daarmee erg lastig in te schatten. Op basis van de afgelopen jaren is de ruwe inschatting dat het risico op een dotatie maximaal 2 miljoen euro is, maar waarschijnlijk minder en mogelijk dus negatief.

28a

APPA wachtgelden

 

Net als de hoogte van de voorziening voor wethouderspensioenen is deze voorziening voor de wachtgelden moeilijk in te schatten. Dit is afhankelijk van het aantal wethouders dat aftreedt, hoe lang ze als wethouder (of vergelijkbare zgn. APPA functies) hebben gewerkt, aanspraak maken op wachtgeld en de periode dat er recht bestaat op wachtgeld. En of wethouders weer een nieuwe betrekking aanvaarden dan wel de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het risicobedrag wordt ingeschat op maximaal 2 miljoen euro.

29

Verplichtingen uit de spaarverlof voorziening

 

Als gevolg van wijzigingen in de CAO Gemeente 2023 is er een voorziening gevormd voor spaarverlof. Medewerkers kunnen hun bovenwettelijke verlofuren omzetten naar spaarverlof waar geen vervaldatum aan hangt. In 2023 heeft dit geleid tot een dotatie van 1.025 duizend euro, in 2024 bedroeg dit 1.867 duizend euro. Wat een verwachte jaarlijkse toename of afname van het spaarverlof zal worden is nog onbekend. Ook is in de CAO gemeente 2023 bepaald dat er verlofharmonisatie zal plaatsvinden. Dit betekent dat iedereen jaarlijks recht heeft 50,4 bovenwettelijke uren met ingang van 1 januari 2024. Bij medewerkers die eerder meer bovenwettelijke uren ontvingen dan de norm, wordt jaarlijks afgebouwd. Per saldo zien we echter dat medewerkers er veel uren bij hebben gekregen. Dit resulteert in een flinke stijging van het saldo bovenwettelijk verlof per ultimo 2023. Hierdoor ontstaat een risico voor de bedrijfsvoering, immers hetzelfde werk moet gedaan worden terwijl men meer recht heeft op verlof. We blijven deze ontwikkeling nauwlettend volgen.

30

Bedrijfsrisico directies SPOT, Sport050 en zakelijke dienstverlening Stadsbeheer

 

We houden rekening met een risico bij de zakelijke dienstverlening (Stadsbeheer). De inkomsten zakelijke dienstverlening (bedrijfsafval, klein gevaarlijk afval, commerciële straatreiniging en onderhoud en reparaties derden, verkoop brandstof en leasen) zijn deels afhankelijk van de economische conjunctuur en andere externe factoren. Wij houden rekening met een bedrijfsrisico van 10% van de omzet van circa 11,7 miljoen euro.
Sport050 kent een afhankelijkheid van de economische conjunctuur en het weer. Wij houden rekening met een specifiek bedrijfsrisico ter hoogte van circa 10% van de tarief-gerelateerde omzet. De verwachte omzet is circa 8,2 miljoen euro.

 

Een deel van de inkomsten van de directie SPOT is afhankelijk van de economische conjunctuur en andere externe factoren. Wij houden rekening met een bedrijfsrisico van 10% van de omzet van circa 13,4 miljoen euro voor SPOT. Het totale jaarlijkse risicobedrag komt uit op 3,3 miljoen euro.

31

Niet halen bezuinigingen

 

Bij voorgaande begroting zijn bezuinigingsmaatregelen vastgesteld. Niet alle voorgenomen bezuinigingen worden volledig en/of in het gewenste tempo gerealiseerd. We hebben elke nog niet gerealiseerde bezuinigingsmaatregel en nog te realiseren bezuinigingsmaatregel beoordeeld. Dit leidt tot een incidenteel risico van 1 tot 4,2 miljoen euro per jaar en een structureel risico van maximaal 0,8 miljoen euro per jaar. Bij het bepalen van het risico is per maatregel rekening gehouden met de kans van optreden. Voor de bepaling van het benodigd weerstandsvermogen wordt de uitkomst daarom volledig (=100%) meegenomen. We sturen actief op realisatie van de maatregelen.

32

Prijsstijgingen

 

De afgelopen jaren hebben zich forse loon- en prijsstijgingen voorgedaan. Loon- en prijsstijgingen gelden niet alleen voor de gemeente, maar ook voor onze verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen. Loon- en prijsstijgingen moeten in beginsel worden opgevangen door nominale prijscompensatie. Hiermee houden we de koopkracht van de budgetten op peil. We ontvangen hiervoor middelen uit het gemeentefonds. De prijsstijgingen zijn inmiddels weer op een normaal niveau. Het risico op bovenmatige inflatie als gevolg van mondiale gebeurtenissen blijft echter bestaan. We monitoren daarom de prijsontwikkelingen en betrekken bij het opstellen van de begroting.

 

 

Deze pagina is gebouwd op 11/20/2024 09:25:24 met de export van 11/19/2024 13:59:22